In de 17e eeuw vaart de VOC, Verenigde Oost-Indische Compagnie, met een enorme driemaster richting Indië. De zoute wind blaast ze vooruit, naar een land dat langzaamaan steeds meer vernederlandst. De rijke Nederlanders strijken neer op de eilanden en nemen meer weg van de Indiërs dan ze teruggeven. Ze handelen in specerijen, koffie, suiker en tabak, maar geven er weinig voor terug. Ze bouwen scholen en ziekenhuizen, maar het onderwijs is Nederlands en gericht op het Hollandse leven.

 

 

De Nederlanders nemen langzaam de macht over, het wordt een Nederlandse kolonie, waarin het voordeel vooral gehaald werd door de rijken. De Indiërs hadden het slecht, ze waren arm en hadden vaak niet voldoende voedsel. Ze werkten voor een hongerloon. Als uiteindelijk de Japanners de Nederlandse bezetters aanvallen in de 19e eeuw, denken de Indiërs verlost te worden. Helaas is het tegendeel waar. Zowel de Nederlanders als de Indiërs worden opgesloten in kampen en het leven is verschrikkelijk. Er is honger, pijn en ziekte. Als in 1945 de Japanners in de 2e WO worden verslagen, tracht Nederland nogmaals aan de macht te komen. In 1949 is er dan eindelijk opluchting als Indië eindelijk weer toebehoort aan haar oorspronkelijke bewoners, de Indonesiërs.

 

 

Op de grens van Velp en Arnhem, aan de Velperweg ligt net voor de brug een vrijwel onbekend museum. Langs de groene grasvelden die glooiend omhoog lopen staan een tweetal statige landhuizen, waarvan het grootste een verassing in zich draagt. Het is het Bronbeek Museum, waar een prachtige collectie voorwerpen en kunst uit Nederlands-Indië waarborgt en waar de verhalen van de veteranen die er wonen, met veel aandacht worden verbeeld aan de hand van zelfgemaakt speelgoed, typemachines en militaire uniformen.

 

 

Om de geschiedenis van Nederlands-Indië voor een breder publiek in het daglicht te zetten, is Thelma de Lange, student aan ArtEZ’ opleiding DBKV een festival aan het organiseren, dat de beleving van de oorlog destijds moet vertolken naar het hedendaagse. Omdat verdrietig genoeg de oorlogen aan de andere kant van de wereld eigenlijk een herhaling zijn van wat er toen is gebeurt. Om dit thema verder uit te diepen, gaat De Lange de rekwisieten van de bijna vergeten zolder van het museum tentoonstellen. Zij gebruikt haar kunstenaarschap om op een andere manier naar de materialen in dit depot te kijken en deze in nieuw daglicht te gebruiken voor het neerzetten van een ervaring voor jong & oud.

 

 

Vol enthousiasme leidt ze mij van de ene ruimte naar de andere, waar steeds iets nieuws te zien is. Opgesteld te midden van verwarmingsinstallaties en waterleidingen, staan mannequins in uniformen. Ernaast staat een maquette opgesteld van een typisch soldatenkamp. In een hoek staat een stapel schilderijen en gedemonteerde poppen liggen her en der verspreid over koloniale, sierlijke tafels. Zelfs een ouderwetse driemaster, volledig gemaakt uit kruidnagels in een glazen kabinet. In iedere hoek is iets nieuws te ontdekken en De Lange vertelt over haar visie op deze spullen. Het is een onderzoek naar waarom het ene alleen geschikt is om met zachte witte handschoenen aan te pakken en het andere zonder poespas verdwijnt naar een zolder, juist terwijl de spullen op deze zolder bij zouden kunnen dragen aan de beleving. Want het is de beleving die De Lange met het festival wil bereiken. Teneinde het gevoel zo goed mogelijk over te brengen, heeft ze de handen ineen geslagen met een tweetal hedendaagse kunstenaars die op hun eigen manier verbonden zijn aan het thema.

 

 

De kunstenares Anneke Savert, tevens docent aan de vooropleiding van ArtEZ, maakt veelal werk dat draait om het thema thuis. Voor het festival bouwt ze een Jungle-LAB, waarin de ervaring van de jungle centraal staat, als een tijdelijk thuis voor de soldaten. Reageerbuisjes met kruidnagelextract, jungle-geluiden en uitheemse planten krijgen hier allemaal een plaats in. Daarnaast zal zij ook  rekwisieten die centraal stonden in de soldatenkampen in de was zetten, als een verheffing van de toen dagelijkse dingen.

 

 

Verder is er een workshop te volgen bij kunstenaar en goudsmit Kaj Bras, waarin er tinnen medailles gegoten kunnen worden. De medailles vertellen de verhalen van de veteranen, het laat zien welke rank ze genieten, waar ze zijn geweest en wat ze hebben gedaan. Hier krijgen de uniformen hun verhaal. Naast de medailles, zullen ook enkele werken van Bras te bewonderen zijn, waarin hij gebruik maakt van de tegenstelling die kinderspeelgoed in zich heeft; namelijk de plastic soldaatjes die iedereen kent en refereren aan oorlog, maar voor kinderen slechts spel zijn. Door deze te combineren met ander speelgoed en dit af te gieten in brons, krijgt het werk de dubbele betekenis die zwerft tussen het realistische strijdbare leven en de spelvorm van kinderen.

 

 

Het standbeeld dat staat bij de ingang van het museum verbeeld Willem II als overwinnaar van de slag bij Waterloo. De witte steen verbeeld een statige man, gehuld in een romeinse toga. Dit beeld van Willem II, dat al jaren zijn sabel kwijt is, wordt weer voorzien van zijn geliefde wapen. Dit keer niet een wapen uit de oudheid, maar een wapen gemaakt met een 3D-printer in het Fab-Lab. Ter ere van het festival zal het beeld van Willem II niet alleen zijn wapen weer dragen, maar ook een gouden gewaad. Willem II was de koning die geholpen heeft de ‘nieuwe’ grondwet van Thorbecke door het Nederlandse parlement te krijgen, hiermee is hij de eerste liberale koning van de Verenigde Nederlanden.

 

 

Naast deze kunstwerken, zijn er tal van activiteiten te ondernemen die allemaal te maken hebben met Indië en het leger. Er is een klimwand, je kan je verkleden en laten schminken, je kan op de foto en saté eten. Het is een dag waarin de kunst gebruikt wordt om een beleving van vroeger, naar het nu te halen, met als doel de herhaling van oorlogen uit het verleden te voorkomen en de geschiedenis aandacht te blijven geven. Het festival vertelt het verhaal van het land Indonesië, haar geschiedenis, haar bezetters maar ook vooral laten zij zien hoe de Nederlanders zich in die tijd gevoelt hebben toen zij de reis van 8 maanden achter de rug hadden en voet zetten in het toenmalige Nederlands-Indië, het geeft een ervaring mee van hoe het geweest moet zijn om als soldaten te leven in de kampen aan de andere kant van de bekende wereld. Het brengt de bevreemdende ervaring aan het licht, als alles om je heen onbekend is en je je daar staande moet zien te houden, zonder het plezier van het ontdekken weg te nemen.

 

 

Verschenen op: DBKV-blog ArtEZ